Kabinet van de oneigenlijke landschappen

Openingslezing tentoonstelling Herman Van den Broecke
Vrijdag 2 oktober 2015

Geachte genodigden,
Beste vrienden van Herman, waarvan ik een deel ook tot mijn vrienden mag rekenen,
Zeer gewaardeerde geïnteresseerden, kunstkenners en -liefhebbers,
Beste allen hier aanwezig,
Lieve Elly
Lieve Herman

Het leven gaat zoals het gaat. Soms hou je zelf het potlood vast, op andere momenten krijg je een briefje toegeschoven waarop geschreven staat wat er van je wordt verwacht. Deze gelegenheid is zonder twijfel een geoefende pennentrek, de pennentrek van Herman. Hij ziet, overdenkt, beleeft en deelt, niet in het minst via zijn werk. Niets van wat Herman onderneemt is ondoordacht of vrijblijvend, ook deze openingsrede niet. Herman nodigde mij uit, maande mij zelfs een beetje aan, om tijd te nemen en rond te dolen in de coulissen van zijn oeuvre om daarna zijn Kabinet van de oneigenlijke landschappen in te leiden. Deze schrijfopdracht mocht niet zomaar een losse-pols-oefening worden. Mij vroeg hij het, de oningewijde, de wandelaar en onderzoeker van het landschap. Niet ondoordacht. Wie luistert naar Herman weet dat het woord coulisse een weerkerend gegeven is in zijn vocabularium en discours. De coulisse is de metafoor waar Herman zich graag en veel van bedient. Misschien zou ik, niet de kunstliefhebber, maar de landschapsonderzoeker, wel eens anders naar het landschap gaan kijken nadat ik, na een eerste roekeloze blik achter de zorgvuldig opgehangen schermen, zowel schoonheid als lelijkheid zou vinden. In het boek Double Face dat Herman in 2011 samen met modeontwerpster Elisabeth De Sloovere publiceerde, liet ik mij ontvallen dat Hermans schilderijen landschappen zijn omdat ze vanuit het standpunt van de toeschouwer de interactie tussen mens en natuur weergeven. Wat ik toen evenwel niet wist is dat de schilder die opvatting ook deelt: “De structurele opbouw van het schilderij heeft iets van een landschapsvoorstelling waarbij een ruimte door menselijke figuren worden aanschouwd, waarbij de figuren zelf een positie kiezen en zich op verschillende manieren presenteren aan het publiek”. De kunstenaar schildert dus niet zijn eigen landschap, maar dat van de toeschouwer. Mijn landschap dus. De mens is een speler in dat landschap, een onderdeel van een zorgvuldig opgevoerd theater dat zich afspeelt in de ruimte.
“Kijk”, leert Herman mij, “Kijk hoe het leven, het theater in het landschap beweegt, maar kijk niet alleen naar het spel op de bühne, kijk ook naar wat speelt in de coulisse”. Observeer wat daar gebeurt om de realiteit van het landschap, het theater beter te begrijpen. Bekijk de mensen op het toneel én in de coulisse, ontwaar al hun verlangens, lusten, verwachtingen, grote en kleine kantjes, verzuchtingen en dromen. Wat zich afspeelt op het toneel, in het schilderij, is slechts een fractie van de realiteit. In mijn taal: het is de weerspiegeling van de mens en zijn impact op de omgeving. En ik geef toe, als onderzoeker zie ik vaak alleen het resultaat, de een plus een die drie is, de losse elementen die samen een geheel vormen. Als mens zie ik vooral het resultaat van wat ik wil zien.

Maar wat ontdek ik in de coulisse van Herman Van den Broeckes oneigenlijke landschappen?

Ik kijk en ik versta. Achter de heggen en hagen die veel verbergen in het landschap zie ik wat echt is waarachtig worden, niet de schilders werkelijkheid, maar de mijne, mijn werkelijkheid die verstopt zit achter lagen verf en oneigenlijke vormen.

De schilder vertelt niets. Tijdens ons voorbereidend gesprek, naast elkaar zittend terwijl we de beslotenheid van de binnentuin overschouwden, refereert de schilder naar een interview in een kwaliteitskrant (De Standaard, 1 augustus 2015), een post mortem interview van een niet onverdienstelijk schrijver (Benard De Wulf) met een zeer gewaardeerd schilder (Edward Hopper). Exact de positie waarin ik werd geplaatst door Herman: observator, schrijver in gesprek met kunstenaar. Ik word wel geacht te vertellen, ik leg woorden op hun plaats. Herman Van den Broecke heeft niets te zeggen, aldus hijzelf. “Mocht ik iets willen vertellen, dan deed ik dat”. Herman verbeeldt gedachten in oneigenlijke landschappen. Deze schilder toont niet wat ik al weet, wat ik al ken, wat ik al begrijp. Deze schilder schept coulissen en nodigt mij uit om in het theater dat landschap is verder te kijken dan wat bij een eerste en zelfs grondige blik blijkt. Hij nodigt mij uit om de mens te zien achter het landschap en niet het landschap gevormd door de mens.

De oneigenlijke landschappen van Herman zijn zelden expliciet landschap in de enge context van het universum van de landschapsonderzoeker. Maar goed want is het niet de kracht van de kunstenaar om het duidelijke achterwege te laten en meer te geven met dat wat snijdt, ontbreekt, raakt, heelt, dat wat de mens tot mens maakt? En toch Herman, zowaar een heus landschap op je uitnodiging (pastorale met kampioen)!

Ondanks de haast pertinente afwezigheid van een of andere arcadische afbeelding hoef je het landschap niet ver te zoeken in Van den Broeckes werk. Het is altijd min of meer verbeeld omdat de schilder refereert naar de mens in zijn omgeving. Het verdrag van Florence (opgemaakt in 2000, beter bekend als de Europese Landschapsconventie en door veel landen waaronder België geratificeerd) spreekt letterlijk van “een gebied, zoals dat door mensen wordt waargenomen, waarvan het karakter bepaald wordt door natuurlijke en/of menselijke factoren en de interactie daartussen.” De schilder plaatst de figuur in het schilderij vaak met zijn rug naar de toeschouwer waardoor de blik van u en ik in het soms wel, soms niet duidelijk aanwezige landschap wordt getrokken. In dit kabinet werd een mooie schare taferelen voor u verzameld. Ziehier opnieuw doordachtzaamheid. Misschien ook daarom dat Herman Van den Broecke de mens vaak als een reflecterend wezen afbeeldt, nederig of is het zwaarmoedig door wat de omgeving aan werkelijkheid weergeeft? Herman Van den Broecke zet de toeschouwer, u, aan het werk, net zoals hij mij aan het werk heeft gezet. Schilderijen worden landschappen omdat ze vanuit het blikveld van de mens worden begrepen. De kunstenaar eist zich het recht toe om de positie van de spelers, de figuren, de bomen en zelfs de horizon te bepalen. En wat nog meer is, hij creëert coulissen, lagen heggen en hagen waardoor wij verplicht worden om naar onze werkelijkheid op zoek te gaan. Mijn onderzoek van het landschap is nooit meer hetzelfde.

Mensen aanwezig in dit theater, Ik nodig u uit om Herman Van den Broeckes Kabinet van de oneigenlijke landschappen te exploreren.

Tekst : Mevr. Chris De Smedt, deeltijds docent, deeltijds wandelaar, landschapsonderzoeker.